De periode tot 1703
Al vroeg moet er in Baarn een kerkje hebben gestaan, want een acte uit 1280 bepaalt dat de 'thinsen' of tienden, die telkenjare op St. Maartensdag onder de linden op het kerkhof betaald moesten worden, voortaan niet meer aan de vertegenwoordiger van de abdis van het klooster te Elten toekwamen, maar aan de graaf van Holland. 'Kerkhof' betekent hier niet begraafplaats, maar de open plaats bij de kerk.

Van de omvang van Baarn en het aantal inwoners in die eeuwen weten wij vrijwel niets. Maar het wonen op de hogere gronden, dicht bij de rivier de Eem, moet een zekere aantrekkingskracht gehad hebben.

Dat Baarn omstreeks 1300 was uitgegroeid tot een plaats van een zekere betekenis, komt tot uitdrukking in de verlening van stadsrechten door de landsheer, de bisschop van Utrecht.

Doopvont

In die eerste Nicolaaskerk stond al vanaf de bouw in de 14 de eeuw de doopvont die nu nog in deze kerk, thans Pauluskerk geheten, staat. Beter gezegd: die er weer staat na de verwijdering bij de reformatie en de vondsten in 1888 en 1975. Het is een achthoekig doopvont, versierd met vier koppen, vermoedelijk het symbool van de vier stromen van het paradijs: Tigris, Eufraat, Nijl en Ganges.

De kerk aan de Brink kwam in verschillende bouwfasen tot stand. De oudste vorm, in de veertiende eeuw in romanogotische stijl gebouwd, bestond uit een op het oosten gerichte kerk met een rechthoekig schip, een koor met een rechthoekige afsluiting en een lage toren. De kerk stond op een terp vanwege de veelvuldige overstromingen. Het was opgetrokken uit tufsteen en kloostermoppen. Die bakstenen werden ter plaatse gebakken van klei uit de Eem.

Het oudste bericht over deze kerk dateert van 24 maart 1385 en komt voor in het archief van de St. Paulusabdij te Utrecht, waartoe de parochie behoorde: "De abt draagt aan de Aartspriester ten Dom voor Mr. Henricus van Rijn, Magister in Artibus, als pastoor voor de kerk in Barne, vroeger bezeten door Stephanus, gezegd Craen."

Vermoedelijk heeft Baarn gedurende langere tijd een periode van aanmerkelijke groei en welstand gekend, waarop de uitbreiding van de kerk en verhoging van de toren in 1479 kan wijzen. Doch twee jaar later werd het stadje door een ramp getroffen die het niet meer te boven zou komen.

In een van de telkens weer oplaaiende conflicten tussen 't Sticht en Holland werd Baarn op kerstavond van het jaar 1481 door vijandelijke krijgsbenden onder leiding van Joost van Lalaing verwoest. De Baarnse burgers, gewaarschuwd door de bloedige overval op Eemnes van enkele dagen tevoren, hadden zich in veiligheid gebracht binnen de muren van Amersfoort, maar de materiële verliezen waren zo groot - alleen de kerk en enkele huizen bleven gespaard - dat Baarn tot een onbetekenend dorp verviel. In het jaar 1506 telde het nog slechts 57 huizen en ongeveer 300 inwoners.

Er leken voor de bevolking betere tijden te zijn aangebroken toen onder keizer Karel V de regering over de verschillende delen onzer lage landen in één hand kwam en het afgelopen was met onderlinge verdeeldheid, oorlogjes en stroperijen.

Helaas deed zich al spoedig een nieuwe bron van scherpe tegenstellingen en verdeeldheid voor: de reformatie. De strijd van de eerste jaren der godsdiensttwisten heeft Baarn niet of nauwelijks geraakt, doch in de kerstnacht van 1580 werd de kerk te Baarn aan de katholieken ontnomen. Hoewel de uitoefening van de katholieke godsdienst werd verboden, de priesters werden bedreigd en vervolgd en de katholieken tot tweederangsburgers werden gedegradeerd met alle daaraan verbonden nadelen, bleef het grootste deel van de bevolking van Baarn haar godsdienst trouw. De Staten oefenden daarop nog meer druk uit, zodat de katholieke godsdienst nog slechts in het diepste geheim kon worden uitgeoefend. De missen werden in het geheim gevierd in een huis in de wijk Santvoort door 'ambulante missionarissen'. In 1666 werden Soest, Baarn en Santvoort tezamen een 'statie' (de Nederlanden waren toen immers missiegebied) met Joannes Hoegen als pastoor.

Terug naar Historie