2. Leven in Christus.

Maar hoe voltrekt zich de ontmoeting van een mens met Christus? En waarin bestaat de daaruit voortvloeiende relatie?
Paulus helpt ons de absoluut fundamentele en onvervangbare waarde van het geloof te begrijpen. Zo zegt hij in Romeinen 3, 28: Ik beweer juist dat de mens gerechtvaardigd wordt door te geloven, niet door de wet te onderhouden. En in zijn Galatenbrief 2, 16 schrijft hij: De mens wordt niet gerechtvaardigd door de werken van de wet, maar alleen door het geloof in Jezus Christus.
Wat betekent gerechtvaardigd worden? Dit houdt in dat we de barmhartige gerechtigheid van God aannemen, met Hem in gemeenschap (communio) treden en zo de meest authentieke (eigene, fundamentele, zuivere) relatie met al onze broeders opbouwen – en op deze basis is er een totale vergeving van de zonde.
Duidelijk zegt Paulus dat deze levensomstandigheid niet afhangt van onze goede werken maar alleen van een zuivere genade van God; Allen worden zij om niet door zijn genade gerechtvaardigd, krachtens de verlossing die in Christus Jezus is.
(Rom. 3, 24)
Samenvattend: Niet de wet is de weg tot heil, maar Jezus Christus.

Hiermee geeft Paulus de fundamentele inhoud aan van zijn nieuwe levensrichting, voortvloeiend uit zijn ontmoeting met de verrezen Christus. Ook vóór zijn bekering stond Paulus dicht bij God en zijn Wet, was streng gelovig met een bijna fanatieke trouw.

In het licht van de ontmoeting met Christus begreep hij dat hij zijn eigen gerechtigheid trachtte te zoeken en daarmee slechts voor zichzelf leefde. Hem werd duidelijk dat een nieuwe levensoriëntatie absoluut noodzakelijk was: Voor zover ik nu leef in het vlees, leef ik in het geloof in de Zoon van God die mij heeft liefgehad en zichzelf voor mij heeft overgeleverd. (Gal. 2, 20)

Paulus leeft niet langer voor zichzelf, maar uit en met Christus en zoekt zichzelf niet meer. Opnieuw refereer ik aan ons jaarthema: Hij die gelooft is nooit alleen.
Dat is de nieuwe oriëntatie, die ons door de Heer en het geloof wordt geschonken. Voor het kruis van Christus, de uiterste uitdrukking van Jezus' zelfgave, is er niemand die op zichzelf of op zijn voor zichzelf gemaakte gerechtigheid kan roemen. Paulus zegt: Moge God mij ervoor bewaren op iets anders te roemen dan op het kruis van onze Heer Jezus Christus, waardoor de wereld voor mij gekruisigd is en ik voor de wereld. (Gal. 6, 14)

Hoe heeft Paulus hier gestalte aan gegeven?
Hij zoekt niet zichzelf, maar weet zich ontvangen door Jezus Christus. Hij geeft zich aan Hem over om zowel Christus' leven als zijn dood te delen.
Paulus zegt dit zo in zijn brief aan de Romeinen: De doop, waardoor wij één zijn geworden met Christus Jezus, heeft ons doen delen in zijn dood (...) zo moet ook gij uzelf beschouwen als dood voor de zonde en levend voor God in Christus Jezus (Rom. 6, 3-11) Deze laatste uitdrukking is voor Paulus heel belangrijk. Hij is niet tevreden met het gegeven dat christenen gedoopt of gelovig zijn. Hij wil ook dat zij dit in het leven laten zien. Zij zijn in Jezus Christus (Rom. 8, 1; 12, 5; 16, 3), maar ook zegt hij: Christus is in ons of in u (Rom. 8, 10; 2 Kor. 13, 5) of in mij (Gal. 2, 20).

Dit wederzijds doordringen van Christus en de christengelovige is voor de leer van Paulus karakteristiek.
Paulus stelt dat het christelijk leven ook een mystieke component heeft, door het vereenzelvigen van ons met Christus en door Christus met ons. Paulus duidt dit door ons lijden als lijden van Christus in ons te zien (2 Kor. 1, 5): Want zoals wij volop delen in het lijden van Christus, zo krijgen wij door Christus ook overvloedige vertroosting.

Hoe ziet Paulus het dagelijks leven van een Christen?
Door hetgeen we net aangestipt hebben, maar ook door een constante deemoedige houding van aanbidding en lofprijzing van God. Dan kunnen we net als Paulus zeggen: Indien God voor ons is wie zal dan tegen zijn? (Rom. 8, 31) maar hij bemoedigt ook door te zeggen, dat niemand ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die is in Christus Jezus onze Heer (Rom. 8, 39).

Terug