De rozenkrans
Dit is een gebedssoort waarbij het "Wees Gegroet" zich als een mantra herhaalt.
Je gebruikt er een speciaal kralensnoer voor. De hiernaast getoonde rozenkrans is die van Titus Brandsma.

Het bidden van de rozenkrans is een uiting van geloof. Het is ook het tegengestelde van bijtende spot en onverschilligheid, waarin mensen soms kunnen verzanden en waarin niet te leven valt.

Eens zag ik een rozenkrans, vervaardigd uit het kostbaarste materiaal, uit broodkruimels. Dat een hongerige soldaat zich het brood uit de mond spaarde om er kralen van te maken, zegt over de waarde van de rozenkrans meer dan vrome boeken.

Goddelijke compassie
Aan het eind van de rozenkrans hangt het kruis. Aan het kruis bidden wij onze geloofsbelijdenis: dat is onze geloofsleer.

Thomas van Aquino zegt:
"Het bidden van de rozenkrans herinnert ons er aan dat God mens geworden is en onherroepelijk met onze geschiedenis verbonden is, tot in de meest afschuwelijke uithoeken ervan. In de gekruisigde, verrezen Jezus worden ook gestorvenen nog bewaard en gekoesterd."

Met Maria
Het verhaal gaat dat in de twaalfde eeuw een monnik, de H. Dominicus, veel van Maria hield.
Hij gaf haar de naam Roos. Bij een verschijning van Maria kreeg hij een rozenkrans. De mensen maakten nu zelf een krans van rozen, waarmee het Mariabeeld versierd werd.

In ieder geval is het zeker dat in de elfde of twaalfde eeuw het "Wees Gegroet" er al was zoals wij dit nu kennen.

Het eerste stuk van het Wees Gegroet komt uit de Bijbel:

Wees gegroet Maria, vol van genade, de Heer is met u.

Deze woorden sprak de engel Gabriël tot Maria bij de aankondiging van Jezus' geboorte (Luc. 1, 28).

Gij zijt de gezegende onder de vrouwen en gezegend is Jezus de vrucht van uw schoot.

Dit zijn de woorden die Elisabeth tot Maria sprak, toen de moeder van de Heer bij haar op bezoek kwam (Luc. 1, 42).

Na de elfde eeuw komt:

Heilige Maria, Moeder van God, (dit houdt in dat je gelooft in de goddelijkheid van Jezus) bid voor ons, zondaars, nu en in het uur van onze dood.

De kloosterlingen en priesters lazen het getijdenboek, de 150 psalmen, en sloten iedere psalm af met "Eer aan de Vader en de Zoon en de H. Geest." Voor leken, voor gewone mensen, waren de psalmen (vroeger) erg moeilijk en zij gingen 150 keer het Onze Vader bidden (in België noemt men de rozenkrans nog altijd het Pater Nosterke). Waarschijnlijk zijn de Onze Vaders door devotie veranderd in Wees Gegroetjes, in de vijftiende of zestiende eeuw.

Om ze te tellen had men 10 knopen of bessen aan een draad gemaakt. Men bad het Onze Vader vóór de tien Wees Gegroeten en hierna een Eer aan de Vader en de Zoon en de H. Geest.

En dan per tien steeds verder. Vijf keer aan één snoer, en dan drie keer rond. Dan heeft men dus drie keer 50 = 150 Wees Gegroetjes gebeden.

Pas later heeft men tussen elk tiental de belangrijke momenten uit het leven van Jezus en Maria, de zogenaamde geheimen van de rozenkrans, geplaatst.

We kennen de blijde geheimen, de geheimen van het Licht, de droevige geheimen en de glorievolle geheimen.

In het allereerste begin werd de rozenkrans "het Psalterke (afgeleid van psalmen) van Maria" genoemd. Nu kunnen we zeggen:

De rozenkrans is een krans van Wees Gegroeten óm Maria, gedenkend de grote gebeurtenissen om haar heen, uit haar en nu ook ons leven.