De ziel
De buitenkant is moegezwoegd,
de huid met rimpels diep doorploegd.
Een kromme rug, dun grijzend haar,
de ziel blijft altijd achttien jaar...

De ziel loopt als een zingend kind
te huppelen in zon en wind.
Het gezicht vergroft, de stem wordt zwaar.
De ziel blijft altijd achttien jaar...

Op vleugels wiekt de ziel voorbij,
plukt bloemen in een eeuwige mei.
Het lijf zo pijnlijk, traag in het gebaar.
De ziel blijft altijd achttien jaar...

Als straks de kringloop is volbracht,
en stof weer stof wordt in de nacht
ontglipt de ziel, bevrijdt de baar.
Voor altijd, altijd achttien jaar...


Terug