De twee zussen
De twee zussen stuurden Jezus de boodschap: "Heer, hij die Gij liefhebt is ziek." Jezus hield veel van hen. Hij zei tot zijn leerlingen: "Laten we gaan." Bij zijn aankomst bevond Jezus dat hij reeds vier dagen in het graf lag. Velen waren naar Martha en Maria gekomen om hen te troosten over het verlies. Zodra Martha hoorde dat Jezus op komst was, ging zij Hem tegemoet;
Maria echter bleef thuis. Martha zei tot Jezus: "Heer, als Gij hier was geweest, zou hij niet gestorven zijn." Jezus zei haar: "Hij zal verrijzen." Martha antwoordde: "Ik weet dat hij zal verrijzen bij de verrijzenis op de laatste dag." Jezus: "Ik ben de verrijzenis en het leven. Wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, en ieder die leeft in geloof aan Mij, zal in eeuwigheid niet sterven. Gelooft ge dit?" Zij zei tot Hem: "Ja Heer, ik geloof vast dat Gij de Messias zijt, de Zoon Gods, die in de wereld komt."
Toen ook Maria op de plaats kwam waar Jezus zich bevond, viel zij Hem te voet zodra zij Hem zag en zei: "Heer, als Gij hier was geweest, zou hij niet gestorven zijn." Toen Jezus haar zag wenen, en eveneens hen die met haar waren meegekomen, doorliep Hem een huivering en diep ontroerd sprak Hij: "Waar heb je hem neegelegd?" Zij zeiden Hem: "Kom en zie, Heer." Jezus begon te wenen, zodat ze zeiden: "Zie eens hoe Hij van hem hield."


Terug