Het verhaal achter de stal
De Bijbel vertelt het verhaal van de geboorte van Jezus in verschillende onderdelen. Het Evangelie van Lucas beschrijft hoe Jozef vanwege de Romeinse volkstelling naar de stad van zijn voorvader, koning David, moest gaan om zich te laten inschrijven. Die stad was Bethlehem. Hij nam Maria mee; zij was hoogzwanger.

Omdat alle herbergen in de stad vol waren, moesten zij uitwijken naar een stal. Er staat overigens nergens dat het een stal was waar Jezus in is geboren. Wel staat er dat Maria het Kind in doeken wikkelde en in een kribbe (voederbak voor vee) legde, omdat er geen plaats was in de herberg. De os en de ezel worden in het verhaal nergens genoemd, maar deze zijn wel in bijna elke kerststal te vinden. De os symboliseert het vee dat uit de kribbe at en de ezel zou het vervoermiddel zijn waarop Maria de reis naar Bethlehem maakte.

Lucas vertelt uitgebreid hoe herders, die op het open veld hun schapen hoedden, bezoek kregen van engelen die vertelden dat er een Redder was geboren en hoe zij Hem konden vinden. De engelen vormden vervolgens een koor. De herders haastten zich naar de aangegeven plek. In veel stallen ziet men daarom meerdere herders en schapen.

De drie koningen komen uit het Evangelie van Mattheüs. Daarin wordt verteld hoe drie wijzen uit het oosten een ster hadden gezien en deze volgden tot ze in Jeruzalem kwamen. Ze volgden de ster, een voorteken voor een koningszoon, om de pasgeboren koning der Joden hulde te brengen. Koning Herodes werd hierdoor erg ongerust, want hij vreesde zijn eigen koningschap te verliezen. Hij vroeg de drie wijzen het aan hem te komen vertellen als zij Jezus hadden gevonden, zodat hij Hem zelf ook hulde kon brengen.

De drie wijzen vonden de pasgeboren Jezus met zijn moeder Maria in het huis waarin zij verbleven. Dat zal niet meer de stal geweest zijn, want Jozef en Maria zullen inmiddels wel een beter onderkomen gevonden hebben. Maar in de kerststallentraditie brengen de drie wijzen op het feest van Driekoningen (6 januari) hun hulde aan Jezus in de stal. Mattheüs vertelt hoe zij de kleine Jezus drie geschenken gaven: goud (verwijzing naar koningschap), wierook (verwijzing naar goddelijkheid) en mirre (verwijzing naar zalving en kruisdood).

De wijzen werden in een droom gewaarschuwd niet meer terug te gaan naar koning Herodus. Deze nam wraak met de beruchte kindermoord van Bethlehem, waarin hij alle jongetjes jonger dan twee jaar liet doden. Ook Jozef was echter in een droom gewaarschuwd en vluchtte met vrouw en kind naar Egypte, waar hij bleef tot Herodus was gestorven. In sommige stallen/kersttaferelen is de vlucht naar Egypte afgebeeld.